Priester Daensfonds Contact
Home Agenda In de kijker Daensfonds Onderweg Samenwerking Documentatie Archief Privacy

Wie was Priester Daens

Lowieken’ Daens was meester-schaliedekker en Anna Boon was mutsenmaakster en hield een winkeltje. ’s Zaterdags stond zij met een kraam op de Grote Markt. Samen woonden zij halverwege de Kerkstraat in Aalst, onder de klokkentoren van de Sint Martinuskerk, in een ouderwets torenhuisje dat in 1870 werd vervangen door een gebouw dat nu het “Zwitsers Huis” heet.
In hun gezin werd op 18 december 1839  Augustin Adolphe Daens geboren. Zes kinderen waren er, drie jongens en drie meisjes. Als kleine middenstanders was het leven niet gemakkelijk.
Tot zijn 13 jaar ging Adolf naar de Stadsschool aan de Kat (Vredeplein) en won er al de eerste prijzen. Op aanraden van pater Van Iseghem studeerde hij verder in “’t Collegie”, het Aalsterse Sint Jozefcollege, bij de paters Jezuïeten. Adolf Daens eindigde als primus perpetuus de Grieks-Latijnse humaniora.
Voor het gezin Daens waren deze studies zwaar om dragen…
Pieter Daens, broer van Adolf, schrijft hierover:
“In al zijn klassen behaalde hij er al de eerste Prijzen : doch ‘ was een zware last voor onze Ouders… Ach mijn gemoed komt vol als ik er aan denk…” en hij vervolgt: “Het was daags voor een Prijsdeeling in ’t Collegie: Adolf ging Primus zijn; hij moest ook op Theater verschijnen : ’s avonds kwam de kleermaker met een nieuwe ploenje: broek, frak, ondervest; doch hij vroeg geld ; …Moeder had geen geld genoeg. En de kleermaker keerde terug met de ploenje… Ach wat heb ik Vader en Moeder Daens bitter zien wenen, het hert toegepropt… Eerlijke armoede is geen schande”
Een briljant student zagen de Jezuïeten niet graag vertrekken. Zij vroegen hem om pater te worden. Voor de ouders Daens opnieuw een opoffering. Pieter Daens: “Wederom tegenslag ! Voor altijd weg ! Niets hebben voor al de moeite en de opoffering ! Het duurde eenige dagen ; Adolf hield aan; Vader Daens stemde toe en Adolf vertrok zekeren dag naar Drongen, boven Gent.
In 1859 trad Daens binnen in het noviciaat van de Jezuïeten. Vrij spoedig kreeg hij er het ambt van adjutor-professor toegewezen. Tussen 1862 en 1871 gaf hij les aan de jezuïetencolleges in Antwerpen, Bergen en Turnhout en studeerde hij filosofie en theologie in Leuven. In 1871 liep het mis en werd hij ontslagen uit de orde. Pieter Daens: “De Jesuieten maakten veel werk van hem; hij had den naam een hunner beste Redenaars te zijn; na 12 jaar bij de Jesuîeten geweest te zijn, kwam hij terug naar huis; zoo het scheen, ziekelijk; doch hij was te veel Vlaamschgezind, te vrij-sprekende dat gansch-verzaken van ’t persoonlijk gedacht ging hem niet.”
Nog hetzelfde jaar werd hij toegelaten in het grootseminarie van Gent, waar hij in 1873 priester werd gewijd. Op 21 september deed hij zijn eerste mis in de Sint Martinuskerk. Heel de Molenstraat was bevlagd, het volk stond tot op de straat.
Na zijn priesterwijding werd hij onderpastoor in St.-Niklaas en Kruishoutem en retoricaleraar in Oudenaarde en Dendermonde.
Vanaf 1887 gaf hij privélessen aan de zonen van minister Léon De Bruyn en van advocaat Oscar Schellekens in Dendermonde en aan de vier kinderen van brouwer Charles-Louis Callebaut, burgemeester van Wieze (in 1891).
Daens was een bevlogen redenaar en predikant. Hij sprak en schreef ook vloeiend Frans, Latijn, Grieks, sprak Duits en Engels en bezat een beperkte kennis van het Hebreeuws.
Bisschop Lambrecht, die goede vriendschapsbanden met de familie Daens onderhield,  “beloofde hem een plaats in de Hoogeschool van Leuven, als de toevertrouwde leerlingen hun Latijnsche Studien zouden geëindigd hebben… In 1890 was onze Broeder (Adolf), zonder plaats. Bisschop Lambrecht was overleden.”
De opvolger van bisschop Lambrecht, Mgr. Stillemans, wilde Daens benoemen als onderpastoor in de nabijheid van Drongen. Daens voelde veel meer voor het onderwijs en het viel hem dan ook moeilijk om zich op vijftigjarige leeftijd als onderpastoor op een parochie te vestigen. Hij weigerde. Zonder functie vestigde hij zich dan in Aalst. Om iets om handen te hebben werkte er mee aan de weekbladen – Het Land van Aalst en De Werkman – van zijn broer Pieter. Zondags ging hij een zieke pastoor helpen in Bambrugge.
In 1893 schreef Adolf Daens, op vraag van zijn broer Pieter, de programmatekst van de Christene Volkspartij. Hij werd het boegbeeld van de nieuwe partij; volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Aalst van eind 1894 tot 1898, en voor het arrondissement Brussel van 1902 tot 1906.
Hij kwam in conflict met de conservatieven, de officiële Katholieke Partij (Charles Woeste en Leo de Béthune) en als priester moet de hogere geestelijkheid en met het Vaticaan. Koning Leopold II ageerde achter de schermen tegen Daens. In 1898 werd hij door de Gentse bisschop Stillemans gesuspendeerd. Op het kerstcongres in Antwerpen, in datzelfde jaar, werd hij door de daensisten verkozen tot voorzitter van de Vlaamsch Christene Volkspartij.
Daens zette zich in voor de belangen van de boeren (o.m. de hoptelers in de regio Aalst-Asse), kleine middenstanders, intellectuelen en arbeiders, voor de steenbakkerswerklieden in de Rupelstreek en in het Pajottenland en voor de vele ‘fransmans’ (seizoenarbeiders) die vanuit West- en Oost-Vlaanderen  naar Noord-Frankrijk trokken.
In het parlement pleitte hij voor politieke  en economische hervormingen en wees hij de sociale wantoestanden aan. Hij diende in 1905 het eerste wetsvoorstel in voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit en was een van de eerste volksvertegenwoordigers die Nederlands sprak in het parlement.
Daens behoorde tot de gematigde strekking binnen het daensisme. Voor de realisatie van rechtvaardige sociale verzuchtingen werkte hij samen met liberalen en socialisten.
Hij sprak op vele meetings in Vlaanderen, Brussel en Wallonië, tot op internationale congressen toe. Hij maakte tournees in Nederland (1899-1901). Hij zette zich in voor de zaak van de Boeren (Zuid-Afrika) in hun strijd tegen de Engelsen, en ontmoette president Paul Krüger.
In januari 1907 werd hij zwaar ziek. Voor- en tegenstanders oefenden zware morele druk op hem uit om zich al dan niet te onderwerpen aan zijn bisschop en om afstand te nemen van de Christene Volkspartij. Daens betreurde zijn ongehoorzaamheid aan zijn bisschop, maar weigerde de principes te verloochenen waarvoor hij gestreden had.  In februari 1907 werd Hector Plancquaert de nieuwe partijvoorzitter.
Op 14 juni 1907 overleed Daens in Aalst.
(tekstbronnen: ‘Priester Daens’ van Pieter Daens en ‘Daens en het daensistisch gedachtegoed’ (uitgave 2007) van Frans Van Campenhout)