
De ellendige toestand van de arbeiders sprak ook Pieter Daens meer en meer aan. Vroeger steunde hij de Katholieke partij voluit, maar meer en meer wees hij hen op hun verantwoordelijkheid. In zijn kranten “Het Land van Aalst” en “De Werkman” nam hij steeds minder een blad voor de mond.
Zo Pieter komt in contact met de roelanders in Ninove. Samen stichtten zij in april 1893 in Okegem de Christene Volkspartij. Op vraag van zijn broer schreef Adolf de tekst van het partijprogramma.
Bij de lijstvorming aanvaardde Adolf het aanbod lijsttrekkerschap van de Christene Volkspartij en wordt, ondanks tegenstand en bedrog, verkozen als volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Aalst. Vanaf dan escaleerde alles.
Als volksvertegenwoordiger stond hij tegenover de Katholieke Partij met Charles Woeste en Leo de Béthune. Als priester werd hij snel het boegbeeld en de morele leider van de nieuwe partij maar kwam in conflict met de hogere geestelijkheid en met het Vaticaan. Ook koning Leopold II ageerde achter de schermen tegen hem. Begin december 1898 werd hij door de Gentse bisschop Stillemans gesuspendeerd.
Daens zette zich in voor de belangen van de boeren, kleine middenstanders, dorpsintellectuelen en arbeiders; voor de steenbakkerswerklieden in de Rupelstreek en in het Pajottenland, voor de ‘fransmans’ in Oost- en West-Vlaanderen en voor de hopboeren in het Pajottenland.
In het Parlement wees hij op de sociale wantoestanden en pleitte hij voor politieke en economische hervormingen. Hij bestreed het systeem van de loting en verzette zich tegen de overname van Congo door België. In het onderwijs wilde hij een gelijke subsidiëring voor gelijke prestaties. Hij was een van de eerste volksvertegenwoordigers die Nederlands sprak in de Kamer en hij diende in november 1905 het eerste wetsontwerp in voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Hij interpelleerde de ministers en werkte mee aan tal van christendemocratische bladen.
In de daensistische beweging vertegenwoordigde hij de gematigde strekking, die steeds bereid was tot een compromis met de Katholieke Partij. Maar hij wilde geen toegevingen doen op fundamentele kwesties en door de vervolging werd een eervol compromis mettertijd erg moeilijk. Voor de realisatie van rechtvaardige sociale verzuchtingen wilde hij meewerken met socialisten en liberalen. Op het ideologische vlak distantieerde hij zich duidelijk van hen.
Na 1900 raakte hij met zijn partij steeds meer geïsoleerd. Door de onverminderde hetze tegen zijn persoon haakten vele aanhangers af.
In 1902 werd hij nog verkozen als volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Brussel, maar werd in 1906 niet meer herkozen.
In januari 1907 werd hij zwaar ziek. Voor- en tegenstanders zetten een enorme druk op hem om zich al dan niet te onderwerpen aan zijn bisschop en om afstand te nemen van de Christene Volkspartij. Daens betreurde zijn ongehoorzaamheid aan de bisschop, maar weigerde de principes te verloochenen waarvoor hij gestreden had.
Priester Daens overleed in Aalst op 14 juni 1907.
Het werd, onder druk van de plaatselijke geestelijkheid, een lijkdienst van de armen, een stille, korte mis, zonder orgel, zonder zang.
“Maandag 9 ure, de Lijkdienst en Begraving; zeer, zeer nederig, geen Muziek, geen Vlaggen, geen Kronen, geen gezang van ’t Geestelijk; de Doodskoets der armen, een stille korte Dienst, veel Volk in de Kerk “
Een jaar later, op 13 september 1908 volgde het eerbetoon van de arbeiders en vrienden van priester Daens. Vele kleine giften brachten zij samen onthulden voor priester Adolf Daens een grafmonument én een bronzen borstbeeld, vervaardigd naar een ontwerp van beeldhouwer Pieter-Jan Braecke.
Bronnen tekst:
Frans Van Campenhout, Daens en het daensistische gedachtegoed, uitgave Priester Daensfonds, 2007.